Het Drama van de ‘Gestapo’ en de Messenslijper / Peter Toonen / 19 juni 2015

Het Drama van de ‘Gestapo’ en de Messenslijper
 Peter Toonen / 19 juni 2015
Ik mis mijn Scharensliep 
Scharensliep vroegerVandaag wilde ik met een groot hakmes een rood pepertje versnipperen, want ik had zin om een pittige tofoe-schotel te maken. Maar het mes was niet zo scherp meer. Even snel wat hakken, dat ging mooi niet door. Ik heb weliswaar spullen in huis om scharen en messen te slijpen, maar dat liet ik in de laatste jaren graag over aan de scharensliep, de scharen- en messenslijper, die ieder kwartaal door mijn woonwijk liep. En die komt niet meer, althans: ik realiseerde me dat ie al een half jaar niet meer is langs geweest.
Een half jaartje geleden belde hij voor het laatst bij me aan. Ik deed open en ik herkende hem uiteraard meteen, deze oude, kromgebogen man met zijn versleten handschoenen zonder vingertoppen en zijn opvallende platte Haagse accent. Zonder veel te zeggen dook ik mijn keuken in om er met mijn meest gebruikte grote mes uit vandaan te komen. “Ik heb deze keer alleen maar dit mes om te slijpen.”

“Dank u. Ik ben over een kwartiertje weer terug.”

En aldus geschiedde. In ruil voor mijn geslepen mes, gaf ik hem de beloofde twee euro’s, en na een wederzijds dankjewel, vervolgde hij zijn weg en trok ik de voordeur achter me dicht, blij met mijn scherpe mes.
Een kwartier later werd er weer aangebeld. Ik deed opnieuw open, en daar stond hij weer, maar nu geflankeerd door twee politieagenten. Met zijn doorleefde ogen keek hij me zwijgend en bedremmeld aan. “Kent u deze meneer?” nam één van de geüniformeerde kerels het woord tot mij. Dat bevestigde ik, en vroeg wat er aan de hand was.
“We werden zojuist opgeroepen, omdat een oplettende burger 112 had gebeld vanwege het feit dat hij een man had gesignaleerd die door de winkelstraat hierachter liep met een groot mes in zijn hand. Dat vond hij verdacht.”
“En jullie dus ook?”
“Nou ja, we zijn er meteen op afgereden en hebben de man aangehouden.”
Met een blik die het midden hield tussen wanhoop en verdriet keek de oude scharenslijper me aan. Ik kon enig medelijden met hem niet meer onderdrukken en met toenemende verontwaardiging in mijn stem haastte ik me om aan de twee dienders te verklaren dat deze man absoluut onschuldig was. “Ja, misschien een raar gezicht om iemand met messen over de straat te zien lopen, maar deze man komt hier al vele jaren, en is helemaal te vertrouwen. Dat kun je toch zo zien?”
“Ja iedereen in deze buurt kent hem,” hoorde ik ineens een toegelopen buurvrouw zeggen. “Laat die goeie man met rust, verdorie,” vervolgde ze.
“Maak ‘m maar los,” zei de ene agent tegen de ander. En nu zag ik pas waarom de scharenslijper zijn handen op zijn rug had. Ze hadden de magere grijsaard geboeid. En dat maakte me heel boos. “Wat is dit voor een wereld? Wie is die persoon geweest die jullie heeft gebeld? Iedereen hier kent deze man. We zijn juist blij met hem!”
“Heeft u misschien een plastic zak?” vroeg één van de politie-agenten aan mij, “dan kan meneer daar zijn messen in doen. Dan is het niet zo in het zicht.” En hij overhandigde een stapeltje messen, gewikkeld in een doek, aan de oude man.
“Dus hij liep door de Rijnlaan met die messen in deze doek?” vroeg ik verontwaardigd. “Ja, maar dan liep hij toch helemaal niet met een mes te zwaaien? Dachten jullie soms dat hij een terrorist was of zo?”
“Meneer het spijt ons, maar wij zijn slechts opgeroepen en gaan dan kijken wat er aan de hand is.”

“Verontschuldigt u zich dan maar bij deze meneer, en niet bij mij.” En dat deden ze nog ook. Ze gaven hem en mij een hand en vervolgden hun weg. Samen met de buurvrouw bleef ik nog even napraten met de scharensliep aan wie we geruststellende woorden toebedeelden. Hij leek erg aangeslagen, maar zei dat het prima met hem ging.
“Die zien we hier niet meer terug,” dacht ik, toen ik weer naar binnen ging, “die is zich rot geschrokken”. En dat bleek later helaas waarheid te worden.

Nadat ik even later het voorval aan een goeie vriendin meldde was haar reactie heel kort: “Landverraders en Gestapo.”
“In tijden van oorlog en crisis leer je je vrienden kennen,” had mijn vader me ooit toevertrouwd. Ironisch dat deze oude scharensliep de oorlog nog moet hebben meegemaakt, en daarna net als ik in mijn kindertijd, de periode heeft beleefd waarin de melkboer, de schillenboer, de kolenboer en de scharensliep, samen met nog veel meer winkeliers en dienstverleners langs de deuren gingen om hun handel en diensten aan te bieden.
Tegenwoordig wordt er vooral aangebeld om te vragen of je wilt doneren tegen enge ziektes in binnen- en het verre buitenland, of om je over te halen over te stappen naar een andere energie- of telecomaanbieder.
Nu pas realiseer ik me hoe het tegenwoordig een uitzondering lijkt te zijn om je dure keukengereedschap mee te geven aan een vreemde, in het vertrouwen dat hij of zij dit een half uurtje later zal komen terugbrengen. En toch is er niks veranderd, en zal er niks veranderen, aan het feit dat vertrouwen nog steeds de basis vormt van iedere relatie tussen twee of meer mensen.

Wat er wel veranderd is, is dat we met een overheid te maken hebben die zich meer verantwoordelijk zegt te voelen voor de veiligheid van de burger dan voor zijn welzijn.
Sinds de invoering van het algemene kiesrecht is er altijd een soort sociaal contract geweest tussen overheid en burgers van wederkerig vertrouwen en steun. Maar dat is nu behoorlijk aan het afbrokkelen met een overheid die zich beroept op de zogenaamde liberalisering van de markt en bezig is om steeds meer van haar taken uit te besteden aan particuliere bedrijven (‘outsourcing’ heet dat in goed Nederlands).

Als gevolg hiervan komt het geld dat we samen via belastingen bijeenbrengen ter bevordering van ons welzijn, in toenemende mate in handen van particuliere graaiers met een andere agenda. Spoorwegmaatschappijen zijn er niet meer om de reiziger te bedienen, maar de aandeelhouder. En de schade die de reiziger hiervan ondervindt (Fyra debacle, etc.), wordt vervolgens weer in rekening gebracht bij de burger. Dit kan slechts leiden tot een samenleving waarin een overheid zich steeds meer onttrekt aan haar verantwoordelijkheden (lees: zorg voor het welzijn van haar bevolking), terwijl ze tegelijkertijd steeds meer geld vraagt van haar burgers. De overheid trekt zich terug, maar vraagt tevens steeds meer geld van haar burgers. Rare boel.
Dit kan alleen maar leiden tot een toenemend wantrouwen van de burgers naar hun overheid, die niet anders kan dan hierop te reageren met nog meer controle en repressie. Agenten die een arme scharensliep aanhouden omdat ie zijn werk doet, namelijk rondlopen met messen. Dat soort rare uitwassen. Of dwaal ik nu af?
Ik vind vreugde in mijn leven door mensen om me heen waarvan ik hou en die ik vertrouw. En ik woon gelukkig in een buurt van uiteenlopende mensen uit allerlei culturen die het geen bal boeit hoe je eruit ziet, waar je vandaan komt of wat je doet, maar waar slechts één criterium geldt: ben je te vertrouwen, en kan ik op je rekenen wanneer ik je nodig heb?
Ooit was er een verrader in mijn wijk die een scharensliep aangaf aan de SD, de Sicherheitsdienst, maar nooit zal de SD de baas zijn in ons buurtje.
Scharensliep, ik mis je. Wij missen je allemaal.
Peter Toonen
© Copyright (c) NineForNews.nl